Ik heb nog nooit de zeemeermin van Kopenhagen gezien". "So what" zou je kunnen zeggen, maar niet tegen mij die reeds talloze keren Denemarken bezocht en er ettelijke fietsbanden versleet.
Ik reed van Padborg naar Skagen. Aanvankelijk deed ik het nog rustig aan en genoot van mijn tocht door Jutland, maar geleidelijk ontwikkelde zich een onweerstaanbaar verlangen om het licht van Skagen te zien. Steeds sneller fietste ik, door duistere bossen, langs koele meren, zonovergoten heides, zelfs het strand doorploegde ik met mijn banden. Ik sliep in duinen, bossen en tuinen.
Verschrikkelijk warm was het die zomer. Om zes 's morgens uur zat ik op mijn fiets en tot de middag joeg ik mijzelf voort aan een hels tempo voor de grootste hitte verder fietsen haast onmogelijk maakte. Ik kon nauwelijks genieten van het Deense landschap, het licht van Skagen trok mij steeds harder aan. Toen ik er eindelijk aankwam zag ik een stadje, waar drommen toeristen slenterden in de loden hitte zodat ik nauwelijks nog vooruitkwam met mijn zwaarbeladen fiets. Daarna reed ik nog tot het uiterste puntje van het strand in Grenen, waar ik een merkwaardige processie zag van Denen die terugkwamen met een zakje zand van het meest noordelijke strand van Jutland. Ze hielden het omhoog voor zich uit alsof het een kostbare relikwie was. Toen ik terugreed en uitgeteld een kampplaats vond had ik 160 kilometer op de teller, maar het licht van Skagen had ik niet gezien.
Later ben ik er nog eens terug geweest met mijn zoon. Ditmaal fietsten we dagen door de regen en zagen we een verlaten Skagen onder donkere wolken. Opnieuw reden we tot Grenen, maar we hadden de moed niet om de lange tocht over het strand te stappen en reden mee met de traktor die toeristen naar het uiterste puntje van de landtong brengt. Mijn zoon ging nog even de zee in om met zijn ene been in Skagerrak en zijn ander been in Kattegat te staan, waarna we terug meereden tot bij onze fietsen om daarna een beschutte slaapplaats te zoeken. Opnieuw had ik het licht van Skagen niet gezien.
Misschien moet je sommige dromen, dromen laten zijn en er niet te dicht bij willen komen.
maandag 13 mei 2013
zaterdag 3 juli 2010
Een eenzame kok
Een gedicht op een tentoonstelling.
Ik kon niet verdragen dat ze over mijn eten zouden klagen.Is het een onhandige kok die met hart en ziel eten bereid en nooit eens een compliment krijgt.
Zou er dan eerst maar van eten zodat ik de klachten kon vergeten.
Want als ik altijd apart zat voor te eten kon ik alle contact vergeten.
Er is de spreuk van spijs doet eten maar ik was ze toch wel vergeten
met dat ik op mijn tong had gebeten.
Maar als ik aankwam bij die vriend van onze lu mocht ik
niet weten wat er stond op het menu.
En als ik dan moest maken wat soekroet dan was het met wat
spek voor elke lekkerbek.
Die om zich te troosten er dan maar alleen eet, maar zich daarna eenzaam voelt, over zijn toeren
raakt en op zijn tong bijt.
Buitengesloten wordt en toch nog een poging doet om door iedereen geliefd te zijn.
Ik zou graag eens bij jouw komen eten.
maandag 14 juni 2010
donderdag 3 juni 2010
Zonder auto en toch overstuur.
Ik ben de olieramp in de golf van Mexico. Wat veilig weggeborgen zat onder dikke lagen zand en rots is aangeboord. Er is een ongeluk gebeurd en nu stroomt het eruit. Het is niet meer te stoppen, de ramp is niet te overzien.
Ze was laat thuis. Tot half elf was ik nog rustig. Ik was moe, maar in plaats van te gaan slapen wou ik op haar wachten om nog eens mijn hart te luchten. Eindelijk kwam ze thuis. Eerst ging het goed, maar het gesprek raakte niet afgesloten en het werd drie uur.
Om zes uur de wekker. Ik blijf nog een kwartiertje liggen. Ze staat op. Ik kijk naar haar. Ze draagt een strak hemdje en een slipje. 'Draai je eens om zeg ik, ik vindt je mooi'. 'Nu niet' zegt ze en ze gaat naar beneden.
Er is geen brood. Ik zeg 'als je de auto hebt moet je zorgen dat er brood is'. Ze wil uitleggen dat haar afspraak verlaat was en ze daardoor niet naar de bakker kon. Ik zeg dat ik brood wil of de auto, zodat ik zelf boodschappen kan doen. Uitleg kan ik niet eten.
Ik eet Muësli met youghurt. Het smaakt me niet. Als de schoolbus weg is hebben we nog een kwartiertje. 'Kom eens hier zeg ik, ik heb het moeilijk'. We knuffelen en ik probeer haar billen te strelen onder haar rok. 'Vanavond' zegt ze en dan moet ik weg.
Ik fiets bergop en ik voel de muesli als een harde bal cement in mijn buik. Het is lastig. Als het terug vlak is gaat het beter. Ik ontspan en zie haar lichaam weer voor mij in het strakke hemdje. Als ik hard fiets en erotische gedachten heb kom ik soms klaar.
De laatste tijd neem ik vaak de hoofdweg omdat er grote wegenwerken zijn en de omleiding passeert trouwens over de grintweg die normaal verboden is voor auto's. Nu toeteren ze mij er af en rijden hem vol putten. In de informatiebrochure over de werken staat 'Voetgangers en fietsers zullen steeds kunnen passeren; door de werken zal de toegankelijkheid echter niet altijd optimaal zijn.' Ik moet een doorgang zoeken en kan enkel verder als ik mijn fiets draag door een put vol met een soort kleverige modder. Mijn schoenen zakken er helemaal in weg en wegen zwaar van de modder. 'Niet optimaal' noemen ze dat. 'Het zijn toch maar fietsers' denken ze. Als ik terug op de fiets kan ben ik geïrriteerd en ik wil een aanloop nemen op het vlakke stuk voor ik weer bergop moet. Een wegenarbeider roept, pas op, 'je gaat vallen' en wijst naar de grond. Schuin over de weg lopen pneumatische slangen. Ik had ze wel gezien, maar wou er gewoon overrijden. Hij heeft gelijk. Het is een zwart, hard en glad materiaal. Mijn achterwiel slipt weg, maar omdat ik vertraagd ben blijf ik recht.
Door een stadje, bergaf, zone 30 verkeersdrempels, een smalle doorgang langs een torenkraan. Dicht achter mij hoor ik een vrachtwagen. Hij wil mij voorbij, maar als ik dat toelaat hoef ik maar mijn pink uit te steken om hem aan te raken. Daar heb ik geen zin in.
Ik schuif op naar het midden van de weg. Hij komt nog dichter achter mij rijden in lage versnelling zodat ik zijn motor dreigend hoor huilen.
Bij de torenkraan raakt hij achterop omdat er een tegenligger komt. Hij komt nog iets terug, maar nu is het bergaf en er ligt een scherpe verkeersdrempel. Met de auto moet je bijna volledig stoppen, maar met de fiets je voel je nauwelijks iets als je uit je zadel komt en eerst door je ellebogen en dan door je knieën gaat. Ik vlieg erover aan 46 km/uur en geniet ervan dat ik de beweging zo goed onder die knie heb dat ik geen enkele schok voel. Dan ga ik door tot beneden waar de brug begint en heb genoeg snelheid over om zonder moeite de brug op te rijden. Dan terug snelheid nemen bij het afrijden van de brug en ik vlam de file voorbij. Dat is beter dan achter je vuile stinkende kamion vast te zitten.
Ik zie een ligfietser voor mij. Ik daag hem uit en ik win, maar ik zie het zwart voor mijn ogen.
Bij het kruispunt staat een collega met zijn dochter voor het rode licht. Soms fietsen we samen de laatste kilometer. Ik ben nu niet in stemming voor een gezellig fietstochtje. Kwaadheid, spijt en verlangen stuwen mij vooruit. Gelukkig wordt het net groen als ik moet vertragen. Ik versnel weer en als ik hen voorbijrij staan ze nog stil. Ik steek even mijn hand op en kijk niet om.
Om te kalmeren lees ik eerst het nieuws op internet en lees het verhaal van Dos Winkel die zegt dat vissen vreselijke pijnen lijden als ze gevangen worden. Ooit was ik voor mijn werk op een vissersboot en moest vissen levend opensnijden en hun ingewanden eruit snijden. Minutenlang liggen ze daarna nog te spartelen. Eerst kon ik het niet, maar omdat de spot van de vissers blijkbaar zwaarder woog dan het leed van de vissen maakte ik mijzelf wijs dat vissen niet zo'n gevoelens hebben als wij en hanteerde het mes.
Ik heb er spijt van, maar ben ook kwaad omdat ik de kans niet krijg om mijn brood op een eerlijke manier te verdienen. Ik besluit om Dos Winkel vanavond een mail te sturen en mijn verhaal te doen.
Omdat ik geen brood heb moet ik een broodje bestellen en in de refter bij mijn collega's eten. Iemand is pas terug van een reis in een luxe hotel in Turkije. Ik zou over het leed van de vissen willen spreken, maar toch meng ik mij af en toe in het gesprek. Het lukt mij verbazend gemakkelijk, maar de pijn is niet te verdragen.
Ze was laat thuis. Tot half elf was ik nog rustig. Ik was moe, maar in plaats van te gaan slapen wou ik op haar wachten om nog eens mijn hart te luchten. Eindelijk kwam ze thuis. Eerst ging het goed, maar het gesprek raakte niet afgesloten en het werd drie uur.
Om zes uur de wekker. Ik blijf nog een kwartiertje liggen. Ze staat op. Ik kijk naar haar. Ze draagt een strak hemdje en een slipje. 'Draai je eens om zeg ik, ik vindt je mooi'. 'Nu niet' zegt ze en ze gaat naar beneden.
Er is geen brood. Ik zeg 'als je de auto hebt moet je zorgen dat er brood is'. Ze wil uitleggen dat haar afspraak verlaat was en ze daardoor niet naar de bakker kon. Ik zeg dat ik brood wil of de auto, zodat ik zelf boodschappen kan doen. Uitleg kan ik niet eten.
Ik eet Muësli met youghurt. Het smaakt me niet. Als de schoolbus weg is hebben we nog een kwartiertje. 'Kom eens hier zeg ik, ik heb het moeilijk'. We knuffelen en ik probeer haar billen te strelen onder haar rok. 'Vanavond' zegt ze en dan moet ik weg.
Ik fiets bergop en ik voel de muesli als een harde bal cement in mijn buik. Het is lastig. Als het terug vlak is gaat het beter. Ik ontspan en zie haar lichaam weer voor mij in het strakke hemdje. Als ik hard fiets en erotische gedachten heb kom ik soms klaar.
De laatste tijd neem ik vaak de hoofdweg omdat er grote wegenwerken zijn en de omleiding passeert trouwens over de grintweg die normaal verboden is voor auto's. Nu toeteren ze mij er af en rijden hem vol putten. In de informatiebrochure over de werken staat 'Voetgangers en fietsers zullen steeds kunnen passeren; door de werken zal de toegankelijkheid echter niet altijd optimaal zijn.' Ik moet een doorgang zoeken en kan enkel verder als ik mijn fiets draag door een put vol met een soort kleverige modder. Mijn schoenen zakken er helemaal in weg en wegen zwaar van de modder. 'Niet optimaal' noemen ze dat. 'Het zijn toch maar fietsers' denken ze. Als ik terug op de fiets kan ben ik geïrriteerd en ik wil een aanloop nemen op het vlakke stuk voor ik weer bergop moet. Een wegenarbeider roept, pas op, 'je gaat vallen' en wijst naar de grond. Schuin over de weg lopen pneumatische slangen. Ik had ze wel gezien, maar wou er gewoon overrijden. Hij heeft gelijk. Het is een zwart, hard en glad materiaal. Mijn achterwiel slipt weg, maar omdat ik vertraagd ben blijf ik recht.
Door een stadje, bergaf, zone 30 verkeersdrempels, een smalle doorgang langs een torenkraan. Dicht achter mij hoor ik een vrachtwagen. Hij wil mij voorbij, maar als ik dat toelaat hoef ik maar mijn pink uit te steken om hem aan te raken. Daar heb ik geen zin in.
Ik schuif op naar het midden van de weg. Hij komt nog dichter achter mij rijden in lage versnelling zodat ik zijn motor dreigend hoor huilen.
Bij de torenkraan raakt hij achterop omdat er een tegenligger komt. Hij komt nog iets terug, maar nu is het bergaf en er ligt een scherpe verkeersdrempel. Met de auto moet je bijna volledig stoppen, maar met de fiets je voel je nauwelijks iets als je uit je zadel komt en eerst door je ellebogen en dan door je knieën gaat. Ik vlieg erover aan 46 km/uur en geniet ervan dat ik de beweging zo goed onder die knie heb dat ik geen enkele schok voel. Dan ga ik door tot beneden waar de brug begint en heb genoeg snelheid over om zonder moeite de brug op te rijden. Dan terug snelheid nemen bij het afrijden van de brug en ik vlam de file voorbij. Dat is beter dan achter je vuile stinkende kamion vast te zitten.
Ik zie een ligfietser voor mij. Ik daag hem uit en ik win, maar ik zie het zwart voor mijn ogen.
Bij het kruispunt staat een collega met zijn dochter voor het rode licht. Soms fietsen we samen de laatste kilometer. Ik ben nu niet in stemming voor een gezellig fietstochtje. Kwaadheid, spijt en verlangen stuwen mij vooruit. Gelukkig wordt het net groen als ik moet vertragen. Ik versnel weer en als ik hen voorbijrij staan ze nog stil. Ik steek even mijn hand op en kijk niet om.
Om te kalmeren lees ik eerst het nieuws op internet en lees het verhaal van Dos Winkel die zegt dat vissen vreselijke pijnen lijden als ze gevangen worden. Ooit was ik voor mijn werk op een vissersboot en moest vissen levend opensnijden en hun ingewanden eruit snijden. Minutenlang liggen ze daarna nog te spartelen. Eerst kon ik het niet, maar omdat de spot van de vissers blijkbaar zwaarder woog dan het leed van de vissen maakte ik mijzelf wijs dat vissen niet zo'n gevoelens hebben als wij en hanteerde het mes.
Ik heb er spijt van, maar ben ook kwaad omdat ik de kans niet krijg om mijn brood op een eerlijke manier te verdienen. Ik besluit om Dos Winkel vanavond een mail te sturen en mijn verhaal te doen.
Omdat ik geen brood heb moet ik een broodje bestellen en in de refter bij mijn collega's eten. Iemand is pas terug van een reis in een luxe hotel in Turkije. Ik zou over het leed van de vissen willen spreken, maar toch meng ik mij af en toe in het gesprek. Het lukt mij verbazend gemakkelijk, maar de pijn is niet te verdragen.
Labels:
verlangens,
zonder auto
zaterdag 8 mei 2010
Twee heuvels in Denemarken
Ik woon in Jutland op een domein met twee heuvels. Op de ene heuvel heb ik mijn huis gebouwd. Het is gerieflijk, maar primitief. Veel heb ik niet nodig. Muren en een dak, een kachel voor de winter. Een keuken om af en toe eens lekker te koken, maar meestal eet ik gewoon brood. Een zetel ook om in te zitten en te lezen en ook een CD speler om naar Jazz te luisteren.
Een groentetuin heb ik ook, want alleen zelfgekweekte groenten smaken mij nog.
Ik ben tevreden op mijn heuvel en als ik het niet ben neem ik mijn fiets en ik rij alle zwarte gedachten uit mijn hoofd.
Op de andere heuvel heb ik bomen en struiken geplant. Daar kom ik niet.
Tijdens de winter zit ik binnen. In de zomer zit ik in mijn tuin, maar 's avonds is het hier al vroeg fris.
Het is hier rustig. Veel toeristen komen hier niet, die gaan liever naar de zee. Af en toe passeert een verdwaalde fietsreiziger.
Zo is het probleem begonnen. Soms bellen fietsreizigers aan en vragen of ze in mijn tuin mogen slapen. Natuurlijk mogen ze dat. Ik zeg altijd dat ze mogen mee-eten en dan kook ik lekker eten voor hen. Vroeger heb ik ook veel gereisd met de fiets, zo hebben we altijd een gespreksonderwerp. Voor het overige zie ik zelden iemand. Ik heb er niet zo'n last van, behalve op het einde van de lange winter.
Vorige week zag ik 's morgens plots een tent en twee fietsen staan op mijn andere heuvel. Waarschijnlijk waren ze laat toegekomen want ik blijf altijd op tot het donker wordt, maar ik had ze niet zien aankomen. Dezelfde dag vertrokken ze weer, maar in de namiddag kreeg ik bezoek van de politie. Er waren klachten zeiden ze. Mijn heuvel lag vol rommel.
Dat was juist. Op die heuvel lagen de herinneringen aan een vorig niet zo gelukkig leven. Ooit ben ik begonnen om alles op te ruimen, maar het viel niet mee om in de herinneringen te wroeten. Waar kon ik overigens terecht met het afval? Ik heb toen maar besloten om alles in het midden te verzamelen en er bomen en struiken rond te planten en voor de rest in een wijde boog rond die heuvel heen te lopen. Ik had genoeg aan mijn andere heuvel.
'Ik weet het', zei ik, 'maar ik heb er bomen en struiken op geplant, zodat je er van op afstand niets van merkt en op de heuvel zelf komt eigenlijk nooit iemand en ik zeker niet'. 'Trouwens, de wortels en takken hebben alles overgroeid en als ik het zou willen opruimen moet ik alle bomen en struiken rooien en blijft er alleen een kale heuvel over en dat is ook geen zicht'.
'Dat gaat niet zomaar zegden ze, als jij het niet opruimt sturen we het personeel van de gemeente, maar de kosten zullen op U verhaald worden'.
Zo geschiedde, maar ik kon er niet tegen. Ik nam mijn fiets en mijn tent en vertrok.
Een groentetuin heb ik ook, want alleen zelfgekweekte groenten smaken mij nog.
Ik ben tevreden op mijn heuvel en als ik het niet ben neem ik mijn fiets en ik rij alle zwarte gedachten uit mijn hoofd.
Op de andere heuvel heb ik bomen en struiken geplant. Daar kom ik niet.
Tijdens de winter zit ik binnen. In de zomer zit ik in mijn tuin, maar 's avonds is het hier al vroeg fris.
Het is hier rustig. Veel toeristen komen hier niet, die gaan liever naar de zee. Af en toe passeert een verdwaalde fietsreiziger.
Zo is het probleem begonnen. Soms bellen fietsreizigers aan en vragen of ze in mijn tuin mogen slapen. Natuurlijk mogen ze dat. Ik zeg altijd dat ze mogen mee-eten en dan kook ik lekker eten voor hen. Vroeger heb ik ook veel gereisd met de fiets, zo hebben we altijd een gespreksonderwerp. Voor het overige zie ik zelden iemand. Ik heb er niet zo'n last van, behalve op het einde van de lange winter.
Vorige week zag ik 's morgens plots een tent en twee fietsen staan op mijn andere heuvel. Waarschijnlijk waren ze laat toegekomen want ik blijf altijd op tot het donker wordt, maar ik had ze niet zien aankomen. Dezelfde dag vertrokken ze weer, maar in de namiddag kreeg ik bezoek van de politie. Er waren klachten zeiden ze. Mijn heuvel lag vol rommel.
Dat was juist. Op die heuvel lagen de herinneringen aan een vorig niet zo gelukkig leven. Ooit ben ik begonnen om alles op te ruimen, maar het viel niet mee om in de herinneringen te wroeten. Waar kon ik overigens terecht met het afval? Ik heb toen maar besloten om alles in het midden te verzamelen en er bomen en struiken rond te planten en voor de rest in een wijde boog rond die heuvel heen te lopen. Ik had genoeg aan mijn andere heuvel.
'Ik weet het', zei ik, 'maar ik heb er bomen en struiken op geplant, zodat je er van op afstand niets van merkt en op de heuvel zelf komt eigenlijk nooit iemand en ik zeker niet'. 'Trouwens, de wortels en takken hebben alles overgroeid en als ik het zou willen opruimen moet ik alle bomen en struiken rooien en blijft er alleen een kale heuvel over en dat is ook geen zicht'.
'Dat gaat niet zomaar zegden ze, als jij het niet opruimt sturen we het personeel van de gemeente, maar de kosten zullen op U verhaald worden'.
Zo geschiedde, maar ik kon er niet tegen. Ik nam mijn fiets en mijn tent en vertrok.
maandag 5 april 2010
Vandaag heten wij niet Jan of Piet.
Ronde van Vlaanderen. Elk jaar rij ik een stukje van de ronde op zaterdag. Dit jaar wou mijn twaalf-jarige zoon mee. Onverantwoord dacht ik om zo'n kind mee te nemen. Maar hoe meer argumenten ik aanhaalde dat het moeilijk en gevaarlijk was hoe meer zijn ogen schitterden.
We zagen onze fietsen na, zochten warme kleren bijeen en maakten onze boterhammen klaar. We waren nog niet in Nederzwalm en het regende al, maar de wielertoeristen die het rond punt opreden leken te schitteren in de zon. We voegden ons in en lieten ons meevoeren. Hij op zijn oude rode koersfiets, waarvan de vorige eigenaar mij vertelde dat het fietsje zo klein was omdat het voor een vrouw gemaakt was. Ik op mijn koga, gemaakt voor snelle reizen maar toch niet zo snel als een koersfiets. Toch konden we behoorlijk mee. De regen stopte niet. We reden naar Oudenaarde en via Ruien naar de kluisberg. We moesten wennen aan de doorgewinterde wielertoeristen die even schouder aan schouder rijden als ze je voorbijsteken. Ik genoot van zoeven van de banden over het asfalt, het tikken van de vrijloopnaven. De zadels en de konten als uit één stuk steen gehouwen. Wezens in strakke zwarte tenues die voorbijflitsen of groepen in vrolijke kleuren. Stevige lijven of juist zo tenger dat je, je afvraagt waar ze de energie kunnen stockeren om deze helse tocht uit te rijden. We hoorden Frans, Italiaans, Engels en Hollands.
Vandaag heten wij niet Jan of Piet maar Sella d'Italia, Ridley, San Marco, Bianchi, Trek, Koga, Shimano, Campagnolo, Northwave, Agu of Brooks. We genieten van het mooie materiaal.
Mijn zoon was veruit de jongste, maar niemand had kritiek. Duimen werden opgestoken, goedkeurend geknikt. Moedig trapte hij verder, maar na de kluisberg had hij honger en koud. Alle energie uit zijn lichaam was opgebruikt. Bij vrienden langs de route belde ik aan. Als twee natte honden werden we binnengelaten. We aten onze boterhammen bij de kachel en dronken warme thee. We waren in Wallonië en hij zei dacht hij niet wist dat Wallonïe zo dicht bij Vlaanderen was.
Opgewarmd en half droog vertrokken we weer. De Knokteberg, Oude Kwaremont, Paterberg en Koppenberg lagen nog voor ons. De kasseien waren nat en glibberig. Modder stroomde van de koppenberg naar beneden. De meesten gingen te voet. Als we hoorden roepen, 'voetgangers opzij' bleven we eerbiedig staan, een tikkeltje afgunstig, maar vooral vol bewondering voor diegenen die op de fiets bleven.
Na de koppenberg reden we naar huis. 70 km en vijf heuvels in de regen.
dinsdag 23 maart 2010
Tomaatje, King of the Road!
Het was voor het eerst dat ik 's morgens met zomerhandschoenen kon fietsen. Soms voelde ik nog net de koude nog tintelen in mijn vingers maar toch genoot ik van het vrolijke rood van mijn handschoenen.
Na het jaagpad moet ik de baan oversteken. Ik stond te wachten tot ik tussen de auto's die van de brug komen kon doorglippen. Plots stopte er een fonkelnieuwe truck. Alles blonk en schitterde. Ik keek omhoog naar de bestuurder en zag een klein vrouwtje achter een zonnebril. Ze knikte om aan te geven dat ze mij wou laten oversteken. Ik zag nog net dat er op de voorkant van de cabine het woord 'tomaatje' geschilderd was.
Vorige week zou ik er nog van gedroomd hebben om mijn fiets aan de kant te gooien en met tomaatje mee te reizen om te genieten van de warmte van de zon achter het glas en mij overal naar toe laten voeren. Ik zou mijn zorgen ontvluchtten en genieten van de luxe van een glimmende nieuwe truck. Nu niet. Ik heb dit weekend het besluit genomen om orde op zaken te stellen. Ik zwaai terug en fiets verder.
Dank je tomaatje, geniet jij maar van je mooie truck. Ik ga niet mee, ik weet nu wat mij te doen staat. Je hebt mij nog meer moed gegeven door met je imposante truck voor mij te stoppen.
Na het jaagpad moet ik de baan oversteken. Ik stond te wachten tot ik tussen de auto's die van de brug komen kon doorglippen. Plots stopte er een fonkelnieuwe truck. Alles blonk en schitterde. Ik keek omhoog naar de bestuurder en zag een klein vrouwtje achter een zonnebril. Ze knikte om aan te geven dat ze mij wou laten oversteken. Ik zag nog net dat er op de voorkant van de cabine het woord 'tomaatje' geschilderd was.
Vorige week zou ik er nog van gedroomd hebben om mijn fiets aan de kant te gooien en met tomaatje mee te reizen om te genieten van de warmte van de zon achter het glas en mij overal naar toe laten voeren. Ik zou mijn zorgen ontvluchtten en genieten van de luxe van een glimmende nieuwe truck. Nu niet. Ik heb dit weekend het besluit genomen om orde op zaken te stellen. Ik zwaai terug en fiets verder.
Dank je tomaatje, geniet jij maar van je mooie truck. Ik ga niet mee, ik weet nu wat mij te doen staat. Je hebt mij nog meer moed gegeven door met je imposante truck voor mij te stoppen.
Abonneren op:
Posts (Atom)