zaterdag 3 juli 2010

Een eenzame kok


Een gedicht op een tentoonstelling.
 


 

Ik kon niet verdragen dat ze over mijn eten zouden klagen.
Zou er dan eerst maar van eten zodat ik de klachten kon vergeten.
Want als ik altijd apart zat voor te eten kon ik alle contact vergeten.
Er is de spreuk van spijs doet eten maar ik was ze toch wel vergeten
met dat ik op mijn tong had gebeten.
Maar als ik aankwam bij die vriend van onze lu mocht ik
niet weten wat er stond op het menu.
En als ik dan moest maken wat soekroet dan was het met wat
spek voor elke lekkerbek.
Is het een onhandige kok die met hart en ziel eten bereid en nooit eens een compliment krijgt.
Die om zich te troosten er dan maar alleen eet, maar zich daarna eenzaam voelt, over zijn toeren
raakt en op zijn tong bijt.
Buitengesloten wordt en toch nog een poging doet om door iedereen geliefd te zijn.

Ik zou graag eens bij jouw komen eten.

maandag 14 juni 2010

Een zetel voor Bart De Wever

Proficiat Bart De Wever,

Je  krijgt van mij alvast deze zetel.

donderdag 3 juni 2010

Zonder auto en toch overstuur.

Ik ben de olieramp in de golf van Mexico. Wat veilig weggeborgen zat onder dikke lagen zand en rots is aangeboord. Er is een ongeluk gebeurd en nu stroomt het eruit. Het is niet meer te stoppen, de ramp is niet te overzien.
Ze was laat thuis. Tot half elf was ik nog rustig. Ik was moe, maar in plaats van te gaan slapen wou ik op haar wachten om nog eens mijn hart te luchten. Eindelijk kwam ze thuis. Eerst ging het goed, maar het gesprek raakte niet afgesloten en het werd drie uur.
Om zes uur de wekker. Ik blijf nog een kwartiertje liggen. Ze staat op. Ik kijk naar haar. Ze draagt een strak hemdje en een slipje. 'Draai je eens om zeg ik, ik vindt je mooi'. 'Nu niet' zegt ze en ze gaat naar beneden.
Er is geen brood. Ik zeg 'als je de auto hebt moet je zorgen dat er brood is'. Ze wil uitleggen dat haar afspraak verlaat was en ze daardoor niet naar de bakker kon. Ik zeg dat ik brood wil of de auto, zodat ik zelf boodschappen kan doen. Uitleg kan ik niet eten.
Ik eet Muësli met youghurt. Het smaakt me niet. Als de schoolbus weg is hebben we nog een kwartiertje. 'Kom eens hier zeg ik, ik heb het moeilijk'. We knuffelen en ik probeer haar billen te strelen onder haar rok. 'Vanavond' zegt ze en dan moet ik weg.

Ik fiets bergop en ik voel de muesli als een harde bal cement in mijn buik. Het is lastig. Als het terug vlak is gaat het beter. Ik ontspan en zie haar lichaam weer voor mij in het strakke hemdje. Als ik hard fiets en erotische gedachten heb kom ik soms klaar.

De laatste tijd neem ik vaak de hoofdweg omdat er grote wegenwerken zijn en de omleiding passeert trouwens over de grintweg die normaal verboden is voor auto's. Nu toeteren ze mij er af en rijden hem vol putten. In de informatiebrochure over de werken staat 'Voetgangers en fietsers zullen steeds kunnen passeren; door de werken zal de toegankelijkheid echter niet altijd optimaal zijn.' Ik moet een doorgang zoeken en kan enkel verder als ik mijn fiets draag door een put vol met een soort kleverige modder. Mijn schoenen zakken er helemaal in weg en wegen zwaar van de modder. 'Niet optimaal' noemen ze dat. 'Het zijn toch maar fietsers' denken ze. Als ik terug op de fiets kan ben ik geïrriteerd en ik wil een aanloop nemen op het vlakke stuk voor ik weer bergop moet. Een wegenarbeider roept, pas op, 'je gaat vallen' en wijst naar de grond. Schuin over de weg lopen pneumatische slangen. Ik had ze wel gezien, maar wou er gewoon overrijden. Hij heeft gelijk. Het is een zwart, hard en glad materiaal. Mijn achterwiel slipt weg, maar omdat ik vertraagd ben blijf ik recht.

Door een stadje, bergaf, zone 30 verkeersdrempels, een smalle doorgang langs een torenkraan. Dicht achter mij hoor ik een vrachtwagen. Hij wil mij voorbij, maar als ik dat toelaat hoef ik maar mijn pink uit te steken om hem aan te raken. Daar heb ik geen zin in.
Ik schuif op naar het midden van de weg. Hij komt nog dichter achter mij rijden in lage versnelling zodat ik zijn motor dreigend hoor huilen.
Bij de torenkraan raakt hij achterop omdat er een tegenligger komt. Hij komt nog iets terug, maar nu is het bergaf en er ligt een scherpe verkeersdrempel. Met de auto moet je bijna volledig stoppen, maar met de fiets je voel je nauwelijks iets als je uit je zadel komt en eerst door je ellebogen en dan door je knieën gaat. Ik vlieg erover aan 46 km/uur en geniet ervan dat ik de beweging zo goed onder die knie heb dat ik geen enkele schok voel. Dan ga ik door tot beneden waar de brug begint en heb genoeg snelheid over om zonder moeite de brug op te rijden. Dan terug snelheid nemen bij het afrijden van de brug en ik vlam de file voorbij. Dat is beter dan achter je vuile stinkende kamion vast te zitten.

Ik zie een ligfietser voor mij. Ik daag hem uit en ik win, maar ik zie het zwart voor mijn ogen.

Bij het kruispunt staat een collega met zijn dochter voor het rode licht. Soms fietsen we samen de laatste kilometer. Ik ben nu niet in stemming voor een gezellig fietstochtje. Kwaadheid, spijt en verlangen stuwen mij vooruit. Gelukkig wordt het net groen als ik moet vertragen. Ik versnel weer en als ik hen voorbijrij staan ze nog stil. Ik steek even mijn hand op en kijk niet om.

Om te kalmeren lees ik eerst het nieuws op internet en lees het verhaal van Dos Winkel die zegt dat vissen vreselijke pijnen lijden als ze gevangen worden. Ooit was ik voor mijn werk op een vissersboot en moest vissen levend opensnijden en hun ingewanden eruit snijden. Minutenlang liggen ze daarna nog te spartelen. Eerst kon ik het niet, maar omdat de spot van de vissers blijkbaar zwaarder woog dan het leed van de vissen maakte ik mijzelf wijs dat vissen niet zo'n gevoelens hebben als wij en hanteerde het mes.
Ik heb er spijt van, maar ben ook kwaad omdat ik de kans niet krijg om mijn brood op een eerlijke manier te verdienen. Ik besluit om Dos Winkel vanavond een mail te sturen en mijn verhaal te doen.

Omdat ik geen brood heb moet ik een broodje bestellen en in de refter bij mijn collega's eten. Iemand is pas terug van een reis in een luxe hotel in Turkije. Ik zou over het leed van de vissen willen spreken, maar toch meng ik mij af en toe in het gesprek. Het lukt mij verbazend gemakkelijk, maar de pijn is niet te verdragen.

zaterdag 8 mei 2010

Twee heuvels in Denemarken

Ik woon in Jutland op een domein met twee heuvels. Op de ene heuvel heb ik mijn huis gebouwd. Het is gerieflijk, maar primitief. Veel heb ik niet nodig. Muren en een dak, een kachel voor de winter. Een keuken om af en toe eens lekker te koken, maar meestal eet ik gewoon brood. Een zetel ook om in te zitten en te lezen en ook een CD speler om naar Jazz te luisteren.
Een groentetuin heb ik ook, want alleen zelfgekweekte groenten smaken mij nog.
Ik ben tevreden op mijn heuvel en als ik het niet ben neem ik mijn fiets en ik rij alle zwarte gedachten uit mijn hoofd.
Op de andere heuvel heb ik bomen en struiken geplant. Daar kom ik niet.
Tijdens de winter zit ik binnen. In de zomer zit ik in mijn tuin, maar 's avonds is het hier al vroeg fris.
Het is hier rustig. Veel toeristen komen hier niet, die gaan liever naar de zee. Af en toe passeert een verdwaalde fietsreiziger.

Zo is het probleem begonnen. Soms bellen fietsreizigers aan en vragen of ze in mijn tuin mogen slapen. Natuurlijk mogen ze dat. Ik zeg altijd dat ze mogen mee-eten en dan kook ik lekker eten voor hen. Vroeger heb ik ook veel gereisd met de fiets, zo hebben we altijd een gespreksonderwerp. Voor het overige zie ik zelden iemand. Ik heb er niet zo'n last van, behalve op het einde van de lange winter.

Vorige week zag ik 's morgens plots een tent en twee fietsen staan op mijn andere heuvel. Waarschijnlijk waren ze laat toegekomen want ik blijf altijd op tot het donker wordt, maar ik had ze niet zien aankomen. Dezelfde dag vertrokken ze weer, maar in de namiddag kreeg ik bezoek van de politie. Er waren klachten zeiden ze. Mijn heuvel lag vol rommel.
Dat was juist. Op die heuvel lagen de herinneringen aan een vorig niet zo gelukkig leven. Ooit ben ik begonnen om alles op te ruimen, maar het viel niet mee om in de herinneringen te wroeten. Waar kon ik overigens terecht met het afval? Ik heb toen maar besloten om alles in het midden te verzamelen en er bomen en struiken rond te planten en voor de rest in een wijde boog rond die heuvel heen te lopen. Ik had genoeg aan mijn andere heuvel.

'Ik weet het', zei ik, 'maar ik heb er bomen en struiken op geplant, zodat je er van op afstand niets van merkt en op de heuvel zelf komt eigenlijk nooit iemand en ik zeker niet'. 'Trouwens, de wortels en takken hebben alles overgroeid en als ik het zou willen opruimen moet ik alle bomen en struiken rooien en blijft er alleen een kale heuvel over en dat is ook geen zicht'.
'Dat gaat niet zomaar zegden ze, als jij het niet opruimt sturen we het personeel van de gemeente, maar de kosten zullen op U verhaald worden'.

Zo geschiedde, maar ik kon er niet tegen. Ik nam mijn fiets en mijn tent en vertrok.

maandag 5 april 2010

Vandaag heten wij niet Jan of Piet.


Ronde van Vlaanderen. Elk jaar rij ik een stukje van de ronde op zaterdag. Dit jaar wou mijn twaalf-jarige zoon mee. Onverantwoord dacht ik om zo'n kind mee te nemen. Maar hoe meer argumenten ik aanhaalde dat het moeilijk en gevaarlijk was hoe meer zijn ogen schitterden.
We zagen onze fietsen na, zochten warme kleren bijeen en maakten onze boterhammen klaar. We waren nog niet in Nederzwalm en het regende al, maar de wielertoeristen die het rond punt opreden leken te schitteren in de zon. We voegden ons in en lieten ons meevoeren. Hij op zijn oude rode koersfiets, waarvan de vorige eigenaar mij vertelde dat het fietsje zo klein was omdat het voor een vrouw gemaakt was. Ik op mijn koga, gemaakt voor snelle reizen maar toch niet zo snel als een koersfiets. Toch konden we behoorlijk mee. De regen stopte niet. We reden naar Oudenaarde en via Ruien naar de kluisberg. We moesten wennen aan de doorgewinterde wielertoeristen die even schouder aan schouder rijden als ze je voorbijsteken. Ik genoot van zoeven van de banden over het asfalt, het tikken van de vrijloopnaven. De zadels en de konten als uit één stuk steen gehouwen. Wezens in strakke zwarte tenues die voorbijflitsen of groepen in vrolijke kleuren. Stevige lijven of juist zo tenger dat je, je afvraagt waar ze de energie kunnen stockeren om deze helse tocht uit te rijden. We hoorden Frans, Italiaans, Engels en Hollands.
Vandaag heten wij niet Jan of Piet maar Sella d'Italia, Ridley, San Marco, Bianchi, Trek, Koga, Shimano, Campagnolo, Northwave, Agu of Brooks. We genieten van het mooie materiaal.
Mijn zoon was veruit de jongste, maar niemand had kritiek. Duimen werden opgestoken, goedkeurend geknikt. Moedig trapte hij verder, maar na de kluisberg had hij honger en koud. Alle energie uit zijn lichaam was opgebruikt. Bij vrienden langs de route belde ik aan. Als twee natte honden werden we binnengelaten. We aten onze boterhammen bij de kachel en dronken warme thee. We waren in Wallonië en hij zei dacht hij niet wist dat Wallonïe zo dicht bij Vlaanderen was.
Opgewarmd en half droog vertrokken we weer. De Knokteberg, Oude Kwaremont, Paterberg en Koppenberg lagen nog voor ons. De kasseien waren nat en glibberig. Modder stroomde van de koppenberg naar beneden. De meesten gingen te voet. Als we hoorden roepen, 'voetgangers opzij' bleven we eerbiedig staan, een tikkeltje afgunstig, maar vooral vol bewondering voor diegenen die op de fiets bleven.
Na de koppenberg reden we naar huis. 70 km en vijf heuvels in de regen.

dinsdag 23 maart 2010

Tomaatje, King of the Road!

Het was voor het eerst dat ik 's morgens met zomerhandschoenen kon fietsen. Soms voelde ik nog net de koude nog tintelen in mijn vingers maar toch genoot ik van het vrolijke rood van mijn handschoenen.
Na het jaagpad moet ik de baan oversteken. Ik stond te wachten tot ik tussen de auto's die van de brug komen kon doorglippen. Plots stopte er een fonkelnieuwe truck. Alles blonk en schitterde. Ik keek omhoog naar de bestuurder en zag een klein vrouwtje achter een zonnebril. Ze knikte om aan te geven dat ze mij wou laten oversteken. Ik zag nog net dat er op de voorkant van de cabine het woord 'tomaatje' geschilderd was.
Vorige week zou ik er nog van gedroomd hebben om mijn fiets aan de kant te gooien en met tomaatje mee te reizen om te genieten van de warmte van de zon achter het glas en mij overal naar toe laten voeren. Ik zou mijn zorgen ontvluchtten en genieten van de luxe van een glimmende nieuwe truck. Nu niet. Ik heb dit weekend het besluit genomen om orde op zaken te stellen. Ik zwaai terug en fiets verder.
Dank je tomaatje, geniet jij maar van je mooie truck. Ik ga niet mee, ik weet nu wat mij te doen staat. Je hebt mij nog meer moed gegeven door met je imposante truck voor mij te stoppen.

maandag 1 maart 2010

New Orleans in Tourcoing

De bus snelde door een leeg landschap. Eerst zagen we enkel akkers, weiden en wolken. Een zacht geronk deed ons naar boven kijken en toen zagen we vliegtuigen en duizenden witte zijden parachutes. Het waren zo'n ronde parachutes zoals ik die als kind zo vaak zag boven het vliegveld van Wevelgem. Urenlang konden wij de vliegtuigen observeren. Soms kon je het deurtje zien open gaan, dan een klein zwart pakje dat er uitviel terwijl het vliegtuig zich met een sierlijke boog verwijderde. Even later vouwde het zwarte pakje zich open tot een witte paardebloemenpluis en als je goed keek zag je dat het pakje armpjes en beentjes gekregen had.

Vredig daalden de parachutes neer, maar plots werd onze blik gevangen door kleurrijke zeilen van machtige zeilschepen die zich beneden ons op de rivier geruisloos voortbewogen.

We kwamen aan in Tourcoing. We zouden hier naar een schermtoernooi komen kijken. Ik was ziek en had geen zin om in een tochtige sporthal zonder ramen te zitten, maar ook niet om twee dagen alleen thuis te blijven. Daarom hadden we een goedkoop hotel gehuurd, zodat ik op mijn kamer in bed kon liggen.
Het was een vreemd hotel. Alles was goedkoop. Het plafond was absurd laag. Het personeel waren allemaal vreemdelingen. Ze deden hun uiterste best om alles er piekfijn uit te laten zien, maar het bleef armoedig. De afgebladerde verf, de goedkope plastiek tafeltjes, twee suikerklontjes vervangen een afgebroken voetje van de koffiemachine. Ik geef niet om luxe. Het liefst reis ik alleen met mijn fiets en slaap ik op een dun matrasje in een minuscuul tentje. Koken doe ik gehurkt op de grond. Zelfgekozen ontbering doet mij goed, maar deze armoede maakte mij verdrietig.
Er waren geen gangen. Als je de deur van je kamer opendeed kwam je op een buitengaanderij en kon je via de trap naar beneden naar de parking, waar ook enkele bomen stonden.
Het uitzicht en het directe contact met buiten maakte veel goed, maar het enige raam was belachelijk klein en er was teveel wind om de deur open te laten. Er passeerden ook andere gasten op gaanderij.
De wanden van de te kleine kamer leken van plastic en er hing een sterke reuk van wasmiddelen die eerder naar ontsmettingsmiddelen geurden. Het maakte mij misselijk en ik kon er niet blijven. We lieten het raampje op een kier en vertrokken. naar de sporthal. Daar aten wij onze boterhammen en keken naar de wedstrijden.

Als onze schermers klaar waren trokken we de stad in. Er was kermis en een optocht van fanfares en reuzen. Het was feestelijk. De reuzen waren groot en mooi. Ze draaiden in het rond en de fanfares wedijverden evenveel als de de schermers. Op het marktplein deden de reuzen een dolle dans terwijl de fanfares hen opzweepten. De grootste reuzen konden enkel in het rond draaien. De kleinere konden hun armen bewegen en heen en weer wiegen. Ze grepen elkaar vast of maakten de kinderen bang.
Als de reuzendragers uitgeput waren vertrokken de reuzen. De fanfares trokken de stad in. Wij ook want we hadden zin in lekker eten en drinken.

Toen we het restaurant verlieten waren de fanfares verdwenen, maar er was een concert in een tent op het marktplein. De tent was belachelijk klein. We gingen binnen maar er was genoeg ruimte. Er waren nauwelijks honderd toeschouwers, maar op het veel te kleine podium dat vervaarlijk doorboog gaven twaalf muzikanten het beste van zichzelf.

De band was een vreemde kruising tussen een Jazzorkest, een fanfare en een punkband. Hun muziek was rauw en feestelijk, strijdvaardig en swingend. Het publiek was uitbundig maar vriendelijk. Wij genoten van een onverwacht feest.

Toen het voorbij was liepen we gearmd door de straten. Nadat we het centrum verlieten gingen we door een statig park, dan langs een brede boulevard met imposante huizen die getuigden hoe rijk deze stad vroeger was. Algauw werden de huizen vervangen door schreeuwerige handels-panden. De boulevard was nu stil en verlaten. Behalve wij waagde niemand zich hier te voet door de nacht. Een auto stopte met gierende banden. Jongelui draaiden het raampje open en riepen 'Vive les amoureux' en reden weer verder. Wij lieten het ons welgevallen en hadden ons met alles verzoend toen we ons hotel bereikten.

zaterdag 20 februari 2010

Oost Europa

Vroeger zat ik in een gemeenschappelijk bureel tussen telefonerende en lachende collega's. Ik had last van het lawaai. Er was een raam dat uitkeek op een blinde muur nauwelijks drie meter verder. Als ik niet af en toe mij gedachten kan laten wegvliegen in de verte wordt ik gek. Ik kon er mij niet concentreren en 's avonds kwam ik doodvermoeid thuis en kon nauwelijks de aanwezigheid van mijn vrouw en kinderen verdragen.


Daarom heb ik gevraagd om hier te zitten in dit bureel aan de andere kant van de fabriek. Mooi zou ik het uitzicht niet noemen, maar toch hou ik ervan om naar dit industrieel landschap te kijken en in de verte zie ik enkele bomen.

Achter mij ligt het magazijn waar de grondstoffen opgeslagen worden. Behalve de heftruck die af en toe een pallet komt halen komt er zelden iemand.

Een paar keer per week worden goederen geleverd. Dan komt er een vrachtwagen uit Rusland, Oekraïne of Litouwen voor mij raam parkeren. Hoewel ik over het algemeen niet zo opgezet ben met bezoekers in mijn bureel zijn de chauffeurs altijd welkom als ze hun papieren komen afgeven. Ze spreken nooit een taal die ik begrijp.
We tasten elkaar af door woorden uit te spreken en te kijken toe hoe de ander erop reageert. Uiteindelijk behelpen we ons met gebarentaal. Alleen het woord 'toilet' kennen ze allemaal. Er is inderdaad een toilet en een douche voor de truckers in de loods. Alleen maar omdat het bij wet verplicht is denk ik. Ik schaam me altijd als ik hen het toilet moet wijzen. Niet omdat het oud en vuil is, integendeel het is gloednieuw, maar het is ingebouwd in deze kille loods, zonder enige verwarming of isolatie. Deze winter had je het gevoel dat je aan de bril zou vastvriezen. Het is ook zo klein dat je knieën tegen de deur steken als je op het toilet zit. De douche is even klein. Je kan er onmogelijk je kleren kwijt zonder dat ze nat worden.

Deze mensen hebben gans Europa doorgereden. Dagen en nachten waren zij onderweg, door landen waarvan zij de taal niet spreken. Slapen in hun cabines, eten en ontlasten in wegrestaurants.
Hoe graag zou ik hen vertellen dat ik vroeger vaak meereed met vrachtwagens naar de uithoeken van Wales, naar het noorden van Denemarken. Hoeveel deugd het dan deed om warm ontvangen te worden, eens van wat luxe, een deftige maaltijd en wat gezelschap te mogen genieten. Maar alles wat ik hen kan bieden is een ijskoud, krenterig toilet en een douche die onmogelijk te gebruiken is.

Ik schaam me diep. Zo moet ik hen terugsturen, terug dagen en nachten onderweg. Mijn gedachten reizen met hen mee.

zaterdag 13 februari 2010

Ruhrsee

Nadat mijn oudste zoon niet meer ge- interesseerd was om met mij op reis te gaan was ik enkele jaren alleen gaan fietsen. Ondertussen begon mijn jongste zoon die onze heroïsche verhalen gehoord had zich fietser genoeg te voelen om met mij mee te gaan.
Toen hij 10 jaar was besloten we te vertrekken. Nederland en België waren uitgesloten, het moest buitenland zijn en er moest een andere taal gesproken worden. Anders was het geen echte reis. Het mocht ook niet al te ver zijn want wij wisten helemaal niet hoe het zou aflopen. Hij reed eigenlijk nog op een kinderfiets. Dus grote afstanden zouden we niet kunnen doen.
Noord Frankrijk was moeilijk. Je kan er goed fietsen, maar af en toe kan je daar niet anders dan drukke gevaarlijke wegen nemen en met zo'n kind gaat dat niet.
Duitsland dan maar. Wij zouden de trein naar Eupen nemen en dan naar het Rur-stuwmeer in de Eifel fietsen.
Het was verschrikkelijk bergop en het regende de ganse dag. Uren waren we onderweg in een bos waar we de weg kwijt waren. Hij raakte de helling niet meer op. Op de steilste stukken liet ik hem rusten. Dan reed ik ik de helling op tot de volgende bocht, liet mijn fiets daar staan en ging dan te voet naar beneden om zijn fiets naar boven te brengen zodat hij gewoon kon stappen.

Plots kwamen we uit het bos. Enkele haarspeldbochten steil naar beneden en we stonden beneden aan het stuwmeer. Er was een grote camping met de mobilhomes keurig op een rij, maar daar wilden we niet slapen. Op mijn vorige reizen had ik altijd in tuinen en natuur kampeerplaatsen mijn tent gesteld, soms helemaal alleen in het bos. Daar droomden wij van. Wij vonden een huis waar je kon kamperen. Er stonden twee kleine caravans in de tuin, maar er was niemand. Toen ik aan het huis aanbelde merkte ik dat het te koop was. Het meisje dat de deur opendeed zei alleen maar 'Mein vater kommt'. Het was allemaal een beetje verloederd en de regen maakte het alleen maar mistroostiger.

Wij hadden geen eten omdat we onderweg geen enkele winkel gezien hadden. We gingen op zoek, maar al gauw vernamen wij dat de meest nabijgelegen winkel zeven kilometer verder was. Ik besloot om Franz terug naar de tent te brengen en alleen te gaan. Hij was moe en wou liever zijn boek lezen en ik zou toch maar een half uur wegblijven.

Het viel tegen. De regen plensde neer en algauw merkte ik dat die zeven kilometer haast uitsluitend uit de haarspeldbochten die we daarnet naar beneden gereden waren bestond.
40 minuten kostte het mij om die zeven kilometer af te leggen. Vlug deed ik mijn boodschappen en vloog terug naar beneden. Ik was al bijan een uur weg en pas aan de terugweg begonnen. Onderweg kwam ik voorbij een monument dat ik op de heenweg reeds aan de overkant van de weg opgemerkt had. Het opschrift luidde "Auf Diesem friedhof ruhe 2322 Sowjetische staatsburger, die fern der heimat gestorben sind. 1941 - 1945" Hoewel ik mij zorgen maakte om mijn zoon die daar helemaal alleen in het tentje in die verlaten tuin lag te wachten, kon ik niet anders dan even afstappen. Ik begreep er niets van de Russen waren toch nooit zover gekomen tijdens de oorlog. Daar stond ik dan in de gietende regen op een kerkhof met slechts enkele graven waarvan de namen van de doden gekend zijn, maar aan beide kanten van het pad een anoniem massagraf. Het bleek niet om soldaten, maar om krijgsgevangen te gaan. Ik had er nog uren willen blijven, maar ik moest zo snel mogelijk terug naar beneden.

Hij was niet bang geweest zei hij, maar misschien was hij zo blij met het dino-geraamte dat ik voor hem gekocht had dat hij het vergeten was.

We aten in de tent en dan lagen we dicht bij elkaar en lazen ons boek. De volgende morgen was 'Vater' nog altijd niet gekomen. We stopten wat geld in de brievenbus en vertrokken. Het regende weer de ganse dag. Alle toeristen die we zagen zegden dat het nu al een week regende en dat ze terug naar huis vertrokken. We sliepen op een kleine camping die inderdaad bijna volledig leeg was.
De volgende dag konden we met de boot over het stuwmeer en na een klein eindje fietsen de trein nemen. Eerst nog op de Rurtalbahn die ondanks de gietende regen prachtig mooi was. Daarna via Düren naar Aachen en daar konden we de trein naar huis nemen. Het regende nog altijd. Onze kleren en onze bagage was doornat.
Maar onze eerste fietsreis was een feit.

zondag 7 februari 2010

Arizona


I'm the son of the prairie
And the wind that sweeps the plain
So, I'm goin' to Arizona
Just a Rider In The Rain
Randy Newman

Ik was laat opgestaan deze morgen. Omdat ik gisteren al in aanvaring gekomen was met mijn baas kon ik het me niet permitteren om te laat te komen. Daarom nam ik niet het jaagpad langs de Schelde, maar een kortere weg die ik normaal zoveel mogelijk vermijd wegens te veel verkeer en nauwelijks fietspaden.
Het regende ook nog maar gelukkig had ik de wind mee, zodat ik me toch nog kon veroorloven om in de laatste kilometer van de kortste route af te wijken om weg van het autoverkeer met zijn lawaai en stank tot rust te komen. Daartoe moet ik een kleine omweg maken door een straat waar enkel plaatselijk verkeer toegelaten is.

Een vreemde straat. Ze weet eigenlijk niet wat ze wil zijn. Er staan heel oude huisjes die je haast nergens meer ziet, maar ook pronkerige villa's naast hypermoderne blokkendozen. Hier en daar ook nog een stukje weide, zelfs een riant landhuis, maar achter de huizen zie je overal fabrieken.

Het mooiste is op het einde. Daar is café Arizona. Ik fiets er altijd voorbij omstreeks kwart voor acht 's morgens. Altijd staat er één auto en één fiets tegen de gevel. Als het regent, zoals nu dwaalt er altijd een familie eenden over de straat.

Binnen zitten twee mannen met houthakkershemden en bakkebaarden.
De hoek van de toog is een zuil iets hoger dan de rest en daarop zit steevast een dikke poes als op een troon. Achter de toog staat de bazin en in de hoek van de gelagzaal een levensgroot houten beeld van een machtige indiaan met een geweldige verentooi.

Waaraan zitten ze zwijgend te denken zo vroeg 's morgens achter hun glas bier. De dag is nog niet begonnen en alle hoop lijkt alweer vervlogen. Vandaag zullen ze weer niet in Arizona geraken maar blijven steken in deze armzalige toegangsweg naar een anoniem stadje waar alle ruimte reeds ingenomen is en toch niets te beleven valt.

Ach Arizona. Hoe hevig verlang ik naar jouw eindeloze vlakten. De weidse vergezichten. Waar het beloofde land altijd verder in het westen lonkt, waar de mogelijkheden eindeloos lijken.

Wat zou het heerlijk zijn om onder deze zachte motregen dagen of weken door de prairie te rijden, gewoon uit nieuwsgierigheid om te zien wat er achter de horizon ligt. De Indianen zou ik met rust laten, ik heb geen ambitie om hun land in te palmen. Ik wil er alleen eens doorrijden om mij te laven aan de eindeloze vlakten.

Nog nooit ben ik in café Arizona binnengestapt. Ik zou het beeld alleen maar verstoren omdat ik nog teveel opgejaagd ben door wat het leven allemaal van mij verlangt.
Ooit komt de dag waarop ik het café binnenstap om mijn spijt verdrinken dat ik nooit eens de tijd genomen heb om door Arizona te fietsen.

maandag 1 februari 2010

Howard Zinn

Howard Zinn is dood.

Ooit had nam ik toevallig een boek van hem in handen toen ik in de bibliotheek was voor een voordracht. Gezien de bibliotheek eigenlijk gesloten was kon ik het toen niet lenen. De volgende keer dat ik in de bibliotheek was, was ik de titel vergeten. Ik wist alleen nog dat het over de geschiedenis van Amerika ging. Maandenlang heb ik dat boek gezocht. Uiteindelijk heb ik het gevonden. Het vertelt de geschiedenis van Amerika, maar die geschiedenis wordt hier systematisch verteld door de ogen van de slachtoffers, de verliezers. Toen de tweede wereldoorlog begon was Zinn een overtuigd antifascist en hij nam vrijwillig dienst in de luchtmacht. Na de oorlog ging hij de plaatsen bezoeken die hij gebombardeerd had. Vooral wat hij vernam in het Franse dorp Royan maakte grote indruk op hem. Hij moest dit dorp drie weken voor het einde van de oorlog bombarderen omdat er een grote groep Duitsers aanwezig was. Deze waren echter het einde van de oorlog aan het afwachten. Het was ook de eerste keer in de geschiedenis dat napalm gebruikt werd.
Toen beseft hij dat hij slechts een pion was die uitvoerde wat anderen beslisten maar zelf over te weinig informatie beschikte om moreel te kunnen oordelen over zij eigen daden.
Zo verloor hij zijn geloof in de 'goede oorlog' en werd hij een belangrijk leider van de anti-oorlogsbeweging.

Op mij maakte hij indruk omdat dit boek dat in feite bedoeld is als schoolboek toch de auteur aan het woord laat. De man die ondervonden heeft wat oorlog werkelijk betekent, niet als slachtoffer, maar eerder als dader. Maar die ook de moed gehad heeft om te gaan kijken wat de gevolgen werkelijk waren en er zijn conclusies uitgetrokken heeft.

maandag 18 januari 2010

zonder auto



Vroeger hadden wij twee auto's. Het kon moeilijk anders. Wij woonden in een klein dorp op de buiten met drie kinderen en mijn werk was ver en onregelmatig en ook vaak 's nachts.

Later vond ik werk dichter bij huis en met meer normale uren. Aanvankelijk reed ik er met de auto naartoe. Tijdens de zomer ontdekte ik dat ik er ook langs de Schelde naar toe kon fietsen en algauw fietste ik drie tot vier keer per week naar mijn werk.

Toen één van onze twee auto's het begaf dacht ik dat gezien ik deze toch zelden nog gebruikte wij evengoed met één auto konden leven.


Het was veel ingrijpender dan ik dacht. Daarom heb ik het plan opgevat om onder het label 'zonder auto' mijn ervaringen van het leven zonder auto neer te schrijven.

Het betekent niet dat ik helemaal geen auto heb, wij hebben er nog altijd één. Voor de meesten en voor mij vroeger ook is het concept auto vooral geassocieerd met absolute vrijheid. Je kan op elk moment om het even waar naar toe rijden, zonder met iets of iemand rekening te moeten houden.
Dat concept is het voor mij niet meer. Als ik de auto kan gebruiken komt er hoe dan ook altijd planning en overleg bij kijken. Met het openbaar vervoer geraak ik niet overal. Met de fiets is mijn actieradius veel beperkter en moet ik nadenken welke kleren ik aantrek of meeneem. Meestal kom ik ook bezweet toe.

Een andere ingrijpende verandering is dat ik mij veel meer moet blootgeven. Ik ben mijn beschermende omhulsel kwijt. Een auto is niet alleen een vervoermiddel, maar je bent ook afgeschermd van de buitenwereld. Als je fietst of met de trein of bus reist kan je, je niet zo afzonderen en dat was voor mij aanvankelijk heel moeilijk.

donderdag 14 januari 2010

Langs de schelde in de sneeuw

Eerst is het koud als je de vallei van de Schelde naar beneden fietst. Op nog bevroren wegen kan je niet veel anders doen dan traag naar beneden te gaan. Ik ben nog niet opgewarmd en ik moet geen enkele inspanning doen.

Als ik op het pad langs de oude scheldearm naar het jaagpad rij hoor ik een bosuil roepen. Vreemd, het is de eerste keer dat ik hem zo duidelijk hoor. Er is maar één fietsspoor in de sneeuw hier. Het is ook van mij, van gisteravond. Zo wordt dit een beetje mijn wereld.

Het brugje over, een scherpe bocht en ik ben op het jaagpad. Wat is het glad hier. Als ik de bocht neem val ik bijna. Het is donker. Mijn powerled lamp is onbruikbaar want er dwarrelt fijne sneeuw die het licht weerkaatst zodat ik bijna niets kan zien.

Af en toe hoor ik op de oever naast mij eenden het water induiken, maar verder is het stil. Het geluid van de sneeuw die knispert onder mijn banden filtert alle andere geluiden weg zodat het nog stiller is dan anders.
Ik moet er goed naar luisteren, want enkel aan dit geluid kan ik weten wat ik onder mijn wielen krijg. Sneeuw, bevroren sneeuw of ijs.

Heerlijk is dat. Ik fiets ik zo snel ik kan of durf door het donker. Ik zie haast niets. Mijn zintuigen zijn tot het uiterste gespannen en ik heb al mijn aandacht nodig voor het fietsen, zodat alle muizenissen uit mijn hoofd verdwijnen.
Soms kan ik geen enkel oriëntatiepunt herkennen. Het is net alsof ik deze rivier al heel lang volg tot in een voor mij onbekende streek. Af en toe bemerk ik een schip, een wit, groen en rood licht en wat geronk van de motor, meer merk ik er niet van.

Als ik bij de brug kom moet ik het jaagpad verlaten. Even later kom ik op mijn werk. Ik stap van mijn fiets en ik voel mij fris in mijn hoofd en sterk in mijn lichaam.
Mijn collega's verwonderen er zich over dat ik in dit weer met de fiets kom. Ze weten niet hoe ik van mijn tocht genoten heb.