maandag 14 juni 2010

Een zetel voor Bart De Wever

Proficiat Bart De Wever,

Je  krijgt van mij alvast deze zetel.

donderdag 3 juni 2010

Zonder auto en toch overstuur.

Ik ben de olieramp in de golf van Mexico. Wat veilig weggeborgen zat onder dikke lagen zand en rots is aangeboord. Er is een ongeluk gebeurd en nu stroomt het eruit. Het is niet meer te stoppen, de ramp is niet te overzien.
Ze was laat thuis. Tot half elf was ik nog rustig. Ik was moe, maar in plaats van te gaan slapen wou ik op haar wachten om nog eens mijn hart te luchten. Eindelijk kwam ze thuis. Eerst ging het goed, maar het gesprek raakte niet afgesloten en het werd drie uur.
Om zes uur de wekker. Ik blijf nog een kwartiertje liggen. Ze staat op. Ik kijk naar haar. Ze draagt een strak hemdje en een slipje. 'Draai je eens om zeg ik, ik vindt je mooi'. 'Nu niet' zegt ze en ze gaat naar beneden.
Er is geen brood. Ik zeg 'als je de auto hebt moet je zorgen dat er brood is'. Ze wil uitleggen dat haar afspraak verlaat was en ze daardoor niet naar de bakker kon. Ik zeg dat ik brood wil of de auto, zodat ik zelf boodschappen kan doen. Uitleg kan ik niet eten.
Ik eet Muësli met youghurt. Het smaakt me niet. Als de schoolbus weg is hebben we nog een kwartiertje. 'Kom eens hier zeg ik, ik heb het moeilijk'. We knuffelen en ik probeer haar billen te strelen onder haar rok. 'Vanavond' zegt ze en dan moet ik weg.

Ik fiets bergop en ik voel de muesli als een harde bal cement in mijn buik. Het is lastig. Als het terug vlak is gaat het beter. Ik ontspan en zie haar lichaam weer voor mij in het strakke hemdje. Als ik hard fiets en erotische gedachten heb kom ik soms klaar.

De laatste tijd neem ik vaak de hoofdweg omdat er grote wegenwerken zijn en de omleiding passeert trouwens over de grintweg die normaal verboden is voor auto's. Nu toeteren ze mij er af en rijden hem vol putten. In de informatiebrochure over de werken staat 'Voetgangers en fietsers zullen steeds kunnen passeren; door de werken zal de toegankelijkheid echter niet altijd optimaal zijn.' Ik moet een doorgang zoeken en kan enkel verder als ik mijn fiets draag door een put vol met een soort kleverige modder. Mijn schoenen zakken er helemaal in weg en wegen zwaar van de modder. 'Niet optimaal' noemen ze dat. 'Het zijn toch maar fietsers' denken ze. Als ik terug op de fiets kan ben ik geïrriteerd en ik wil een aanloop nemen op het vlakke stuk voor ik weer bergop moet. Een wegenarbeider roept, pas op, 'je gaat vallen' en wijst naar de grond. Schuin over de weg lopen pneumatische slangen. Ik had ze wel gezien, maar wou er gewoon overrijden. Hij heeft gelijk. Het is een zwart, hard en glad materiaal. Mijn achterwiel slipt weg, maar omdat ik vertraagd ben blijf ik recht.

Door een stadje, bergaf, zone 30 verkeersdrempels, een smalle doorgang langs een torenkraan. Dicht achter mij hoor ik een vrachtwagen. Hij wil mij voorbij, maar als ik dat toelaat hoef ik maar mijn pink uit te steken om hem aan te raken. Daar heb ik geen zin in.
Ik schuif op naar het midden van de weg. Hij komt nog dichter achter mij rijden in lage versnelling zodat ik zijn motor dreigend hoor huilen.
Bij de torenkraan raakt hij achterop omdat er een tegenligger komt. Hij komt nog iets terug, maar nu is het bergaf en er ligt een scherpe verkeersdrempel. Met de auto moet je bijna volledig stoppen, maar met de fiets je voel je nauwelijks iets als je uit je zadel komt en eerst door je ellebogen en dan door je knieën gaat. Ik vlieg erover aan 46 km/uur en geniet ervan dat ik de beweging zo goed onder die knie heb dat ik geen enkele schok voel. Dan ga ik door tot beneden waar de brug begint en heb genoeg snelheid over om zonder moeite de brug op te rijden. Dan terug snelheid nemen bij het afrijden van de brug en ik vlam de file voorbij. Dat is beter dan achter je vuile stinkende kamion vast te zitten.

Ik zie een ligfietser voor mij. Ik daag hem uit en ik win, maar ik zie het zwart voor mijn ogen.

Bij het kruispunt staat een collega met zijn dochter voor het rode licht. Soms fietsen we samen de laatste kilometer. Ik ben nu niet in stemming voor een gezellig fietstochtje. Kwaadheid, spijt en verlangen stuwen mij vooruit. Gelukkig wordt het net groen als ik moet vertragen. Ik versnel weer en als ik hen voorbijrij staan ze nog stil. Ik steek even mijn hand op en kijk niet om.

Om te kalmeren lees ik eerst het nieuws op internet en lees het verhaal van Dos Winkel die zegt dat vissen vreselijke pijnen lijden als ze gevangen worden. Ooit was ik voor mijn werk op een vissersboot en moest vissen levend opensnijden en hun ingewanden eruit snijden. Minutenlang liggen ze daarna nog te spartelen. Eerst kon ik het niet, maar omdat de spot van de vissers blijkbaar zwaarder woog dan het leed van de vissen maakte ik mijzelf wijs dat vissen niet zo'n gevoelens hebben als wij en hanteerde het mes.
Ik heb er spijt van, maar ben ook kwaad omdat ik de kans niet krijg om mijn brood op een eerlijke manier te verdienen. Ik besluit om Dos Winkel vanavond een mail te sturen en mijn verhaal te doen.

Omdat ik geen brood heb moet ik een broodje bestellen en in de refter bij mijn collega's eten. Iemand is pas terug van een reis in een luxe hotel in Turkije. Ik zou over het leed van de vissen willen spreken, maar toch meng ik mij af en toe in het gesprek. Het lukt mij verbazend gemakkelijk, maar de pijn is niet te verdragen.