maandag 18 januari 2010

zonder auto



Vroeger hadden wij twee auto's. Het kon moeilijk anders. Wij woonden in een klein dorp op de buiten met drie kinderen en mijn werk was ver en onregelmatig en ook vaak 's nachts.

Later vond ik werk dichter bij huis en met meer normale uren. Aanvankelijk reed ik er met de auto naartoe. Tijdens de zomer ontdekte ik dat ik er ook langs de Schelde naar toe kon fietsen en algauw fietste ik drie tot vier keer per week naar mijn werk.

Toen één van onze twee auto's het begaf dacht ik dat gezien ik deze toch zelden nog gebruikte wij evengoed met één auto konden leven.


Het was veel ingrijpender dan ik dacht. Daarom heb ik het plan opgevat om onder het label 'zonder auto' mijn ervaringen van het leven zonder auto neer te schrijven.

Het betekent niet dat ik helemaal geen auto heb, wij hebben er nog altijd één. Voor de meesten en voor mij vroeger ook is het concept auto vooral geassocieerd met absolute vrijheid. Je kan op elk moment om het even waar naar toe rijden, zonder met iets of iemand rekening te moeten houden.
Dat concept is het voor mij niet meer. Als ik de auto kan gebruiken komt er hoe dan ook altijd planning en overleg bij kijken. Met het openbaar vervoer geraak ik niet overal. Met de fiets is mijn actieradius veel beperkter en moet ik nadenken welke kleren ik aantrek of meeneem. Meestal kom ik ook bezweet toe.

Een andere ingrijpende verandering is dat ik mij veel meer moet blootgeven. Ik ben mijn beschermende omhulsel kwijt. Een auto is niet alleen een vervoermiddel, maar je bent ook afgeschermd van de buitenwereld. Als je fietst of met de trein of bus reist kan je, je niet zo afzonderen en dat was voor mij aanvankelijk heel moeilijk.

donderdag 14 januari 2010

Langs de schelde in de sneeuw

Eerst is het koud als je de vallei van de Schelde naar beneden fietst. Op nog bevroren wegen kan je niet veel anders doen dan traag naar beneden te gaan. Ik ben nog niet opgewarmd en ik moet geen enkele inspanning doen.

Als ik op het pad langs de oude scheldearm naar het jaagpad rij hoor ik een bosuil roepen. Vreemd, het is de eerste keer dat ik hem zo duidelijk hoor. Er is maar één fietsspoor in de sneeuw hier. Het is ook van mij, van gisteravond. Zo wordt dit een beetje mijn wereld.

Het brugje over, een scherpe bocht en ik ben op het jaagpad. Wat is het glad hier. Als ik de bocht neem val ik bijna. Het is donker. Mijn powerled lamp is onbruikbaar want er dwarrelt fijne sneeuw die het licht weerkaatst zodat ik bijna niets kan zien.

Af en toe hoor ik op de oever naast mij eenden het water induiken, maar verder is het stil. Het geluid van de sneeuw die knispert onder mijn banden filtert alle andere geluiden weg zodat het nog stiller is dan anders.
Ik moet er goed naar luisteren, want enkel aan dit geluid kan ik weten wat ik onder mijn wielen krijg. Sneeuw, bevroren sneeuw of ijs.

Heerlijk is dat. Ik fiets ik zo snel ik kan of durf door het donker. Ik zie haast niets. Mijn zintuigen zijn tot het uiterste gespannen en ik heb al mijn aandacht nodig voor het fietsen, zodat alle muizenissen uit mijn hoofd verdwijnen.
Soms kan ik geen enkel oriëntatiepunt herkennen. Het is net alsof ik deze rivier al heel lang volg tot in een voor mij onbekende streek. Af en toe bemerk ik een schip, een wit, groen en rood licht en wat geronk van de motor, meer merk ik er niet van.

Als ik bij de brug kom moet ik het jaagpad verlaten. Even later kom ik op mijn werk. Ik stap van mijn fiets en ik voel mij fris in mijn hoofd en sterk in mijn lichaam.
Mijn collega's verwonderen er zich over dat ik in dit weer met de fiets kom. Ze weten niet hoe ik van mijn tocht genoten heb.